Logo

B, C, D, E, G-stam

B-stam of Alblasserwaardse Van der Kooij

Hoewel ook dit geslacht zijn familienaam vrijwel zeker heeft ontleend aan een eendenkooi is er geen voorvader met het beroep van kooiker gevonden. Het lijkt erop dat de Ablasserwaardse Claes Jacobsz. zelf of zijn ouders uit het stadje Nieuwpoort zijn gekomen. Daarom wordt aangenomen dat de, tussen de rivieren de Lek en de Merwede gelegen Alblasserwaard de bakermat is van dit geslacht, een geslacht dat veel riviervissers en griendwerkers heeft voortgebracht.

De riviervissers hebben indertijd met de visvangst goed hun brood kunnen verdienen. In 1909 woonden er in Hardinxveld nog 180 beroepsvissers. De laatste zalmen werden in 1955 op de visafslag te Hardinxveld aangeboden.

De griendwerkers kapten in de uiterwaarden het rijshout waarvan dan een vlechtwerk (een “tuin”) gemaakt werd dat vervolgens een  basis vormde bij de aanleg van waterkeringen en dijken. Van griendwerker naar dijkwerker is maar een kleine stap.

De op 8 maart 1792 te Giessendam geboren Jacob Jacobsz. van der Kooij was dijkwerker van beroep. In het jaar 1835 werden de plannen om de buitengronden tussen Texel en Eijerland van be-dijking te voorzien, uitgevoerd. In die tijd vestigden Jacob en zijn vrouw Grietje Didenburg zich, met hun kleine kinderen, op Texel. Hun zoon Geerit trouwde later een Vlielandse vrouw Grietje Zeilmaker waarna zij zich omstreeks 1867 op Vlieland vestigden. Daar werden zij, abusievelijk in de Burgelijke Stand opgenomen onder de geslachtsnaam “van der Kooi”.

Hoewel ook dit geslacht zijn familienaam vrijwel zeker heeft ontleend aan een eendenkooi is er geen voorvader met het beroep van kooiker gevonden. Het lijkt erop dat de Ablasserwaardse Claes Jacobsz. zelf of zijn ouders uit het stadje Nieuwpoort zijn gekomen. Daarom wordt aangenomen dat de, tussen de rivieren de Lek en de Merwede gelegen Alblasserwaard de bakermat is van dit geslacht, een geslacht dat veel riviervissers en griendwerkers heeft voortgebracht.

De riviervissers hebben indertijd met de visvangst goed hun brood kunnen verdienen. In 1909 woonden er in Hardinxveld nog 180 beroepsvissers. De laatste zalmen werden in 1955 op de visafslag te Hardinxveld aangeboden.

De griendwerkers kapten in de uiterwaarden het rijshout waarvan dan een vlechtwerk (een “tuin”) gemaakt werd dat vervolgens een  basis vormde bij de aanleg van waterkeringen en dijken. Van griendwerker naar dijkwerker is maar een kleine stap.

De op 8 maart 1792 te Giessendam geboren Jacob Jacobsz. van der Kooij was dijkwerker van beroep. In het jaar 1835 werden de plannen om de buitengronden tussen Texel en Eijerland van be-dijking te voorzien, uitgevoerd. In die tijd vestigden Jacob en zijn vrouw Grietje Didenburg zich, met hun kleine kinderen, op Texel. Hun zoon Geerit trouwde later een Vlielandse vrouw Grietje Zeilmaker waarna zij zich omstreeks 1867 op Vlieland vestigden. Daar werden zij, abusievelijk in de Burgelijke Stand opgenomen onder de geslachtsnaam “van der Kooi”.

C-stam

De eerste persoonsnamen van deze Genealogie zijn gevonden in de doop-, trouw- en begraafboeken (dtb) van de rooms- katholieke  kerk te Voorburg. Als “stamvader” is gevonden Leendert Pietersz. van der Kooij, die op 8 mei 1695 te Voorburg trouwde met Marijtje Cornelisdr. Wassenaar. Na haar overlijden hertrouwde Leendert met Jannetje Harmensdr. van Boshuijsen.

Naast de gegevens in de dtb boeken van Voorburg is het oudst bekende stuk, waarin Leendert Pietersz. van der Kooij wordt genoemd, een ongedateerd request, waarin hij aan de schout en het gerecht van Voorburg verzoekt een mede-voogd over zijn drie minderjarige kinderen aan te stellen, in verband met het overlijden van zijn vrouw Marijtje Cornelisdr. Wassenaar. Het verzoek is bewilligd op 20 februari 1705. Volgens een akte gedateerd op 17 april 1705 uit het weeskamer-archief van Voorburg belooft Leendert Pietersz. van der Kooij, dan   weduwnaar van Marietje Cornelisdr. Wassenaar, zijn kinderen Pieter (ca. 9 jaar), Maritie (ca. 5 jaar) en Cornelis (ca. 3 jaar), eerlijk te zullen opvoeden en te onderhouden en hen op de leeftijd van 20 jaar een bedrag van 6 Karolusguldens te zullen uitkeren. Als comparant van moederszijde van de kinderen is Pieter Cornelisz. Wassenaar aanwezig.

Van de zeven kinderen van Leendert Pietersz. van der Kooij zijn er vier gehuwd. Van de jongste zoon Joannes (Jan) zijn de meeste   gegevens over diens doen en laten bekend. Alle thans nog levende personen met de naam van der Kooij, die tot Genealogie C behoren stammen af van Jan Leendertsz. van der Kooij. Deze naamgenoot heeft vrijwel zijn hele leven (hij werd ruim 93 jaar!) in Wassenaar gewoond; vele van zijn nakomelingen wonen tot op de dag van vandaag nog steeds in Wassenaar.

Van een verbinding tussen Genealogie C en Genealogie D is tot op heden niets gebleken.

D-stam of Wassenaarse Van der Kooij

Deze stam begint, vermoedelijk, met Jacob Ariënsz. (van der) Kooij, geboren te Voorschoten omstreeks 1634. Hij huwde op 2 februari 1659 met Neeltgen Jacobsdr.. Er zijn aanwijzingen dat Gerardus (Gerrit), die geboren werd op 30 maart 1663 te ‘s-Gravenhage, hun zoon is. In het notarieel archief van ‘s-Gravenhage bevindt zich een akte van procuratie, gedateerd 7 november 1678 in verband met een te voeren proces van de houtvesterij van Holland en West-Vriesland tegen de in die akte als gegijselden genoemden  Gerrit Jacobsz. Koij, zoon van , – en Claes Leendertsz., knecht van Jacob Arentsz. Koij. In het archief van genoemde houtvesterij (periode 1675-1683) wordt dit proces vermeld. Daaruit blijkt dat Gerrit Jacobsz. Koij, de minderjarige zoon van Jacob Arentsz. Koij, met Claes de knecht op 14 juni 1678 ’s nachts omtrent 12 uur zijn betrapt op het onbevoegd jagen met een hond en het vangen van een konijn in het gepachte duin van Leendert Harpertsz. Als nadere adresaanduiding van Jacob Arentsz. Koij wordt “De Aschhoop” genoemd. 

Volgens een akte uit 1606 blijkt dat deze “Aschhoop” in het ambacht Wassenaar ligt. Jacob Adriaansz. woonde in Wassenaar aan de   Deijl, waar Gerrit Jacobsz. later ook woonachtig was. Waarschijnlijk leggen deze gegevens met die over de “kleine criminaliteit uit de 17e eeuw” en verbinding tussen Adriaan Cornelisz. Coij en Gerrit Jacobsz. van der Kooij als diens kleinzoon.

E-STAM of Flakkeese Van der Kooij

Leenders Paulusz,, geboren te Heerjansdam op 6 februari 1656 heeft zich “Vogelaar” genoemd. Ook zijn zoon Paulus Leendertsz.   noemde zich zo. Beide personen hebben zich zo genoemd (of ze werden zo aangeduid in hun omgeving) omdat zij het beroep  “Vogelaar” uitoefenden, of omdat zij dat beroep als “nevenberoep” hadden. De woorden “Vogelaar” (= vogelvanger)  en “kooiker”   zijn vermoedelijk namen voor hetzelfde beroep; het is dus niet zo vreemd dat de kleinzoon van Leendert Paulusz., ook Leendert   genaamd zich (van der Kooij) noemde. Deze Leendert werd geboren op 1 januari 1797 te Middelharnis.

G-STAM of Dordrechtse Van der Kooij

In het huwelijksboek van Dubbeldam staat genoteerd dat op 7 mei 1662 Steven Cornelisse van der Ko(o)ij trouwde met Janneken Areijnse. Vier keer wordt een kind gedoopt met de naam Cornelis. De laatste, gedoopt op 30 november 1670, werd volwassen. Daarnaast werden er nog een zoon en twee dochters geboren waarvan geen gegevens bekend zijn. De naam Van der Koij kan verwijzen naar de eendenkooi die gelegen was op de Kop van ’t Land, een deel van de Biesbosch die ontstond na de St. Elizabethsvloed in 1421. Op een kaart van het gebied is een eendenkooi te onderscheiden met vier vangpijpen. Cornelis van der Koij trouwde in Dordrecht op 11 oktober 1693 met Maria de Rouw en vestigde zich in die stad. In het huwelijk werden zeker vijf zonen en een dochter geboren. Twee zonen zorgden voor nageslacht. Tot en met de 11e generatie zijn bij onze Stichting de nazaten bekend.

G-STAM of de Dordrechtse Van der Kooij In het huwelijksboek van Dubeldam staat genoteerd dat op 7 mei 1662 Steven Cornelisse van der Ko(o)ij trouwde met Janneke Areijense. Vier keer wordt een kind gedoopt met de naam Cornelis. De laatste, gedoopt op 30 november 1670, werd volwassen. Daarnaast werden er nog een zoon en twee dochters geboren waarvan geen gegevens bekend zijn. De naam Van der Koij kan verwijzen naar de eendenkooi die gelegen was op de Kop van ’t Land, een deel van de Biesbosch die ontstond na de St. Elizabethsvloed in 1421. Op een kaart van het gebied is een eendenkooi te onderscheiden met vier vangpijpen. Cornelis van der Koij trouwde in Dordrecht op 11 oktober 1693 met Maria de Rouw en vestigde zich in die stad. In het huwelijk werden zeker vijf zonen en een dochter geboren. Twee zonen zorgden voor nageslacht. Tot en met de 11e generatie zijn bij onze Stichting de nazaten bekend.